aas

Aas [1]

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:aas(hulp,bestand)

Woordafbreking

• aas

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘lokspijs, voedsel’ voor het eerst aangetroffen in 1287

1	enkelvoud	meervoud
naamwoord	aas	azen
verkleinwoord	aasje	aasjes

Zelfstandig naamwoord

aasm/o

1. speelkaart die met A aangeduid wordt; vaak hoogste in het spel

   • De aas van troef is de hoogste kaart in het spel.

het aas o

2 stuk vlees dat als lokmiddel gebruikt wordt

• Vergiftigdaasis een bekende manier om ongewenste honden en katten te doden.

3 dood dier dat door eenaasvreteropgeruimd wordt

• In de natuur wordt alles hergebruikt. Zo isaasvoedsel vooraasvretersenwormen.

2,3	enkelvoud	meervoud
naamwoord	aas	azen
verkleinwoord	aasje	aasjes

Hyponiemen

blindaas galgenaas hartenaas(1) kataas klaveraas(1) klaverenaas kunstaas lokaas oeveraas ravenaas ruitenaas(1) schooraas schoppenaas(1) walvisaas

Afgeleide begrippen

aasachtig aasblad aasbloem aasbus aasdier aasdom aaseter aasgarnaal aasgier(3) aasjager aaskever aasklauw aaskruid aasraaf aastor aasvlieg aasvogel aasvretend aasvreter(3) aaszak aseïteit

Spreekwoorden

• geen aasje: geen ziertje

Vertalingen

1. speelkaart

Engels:ace(en) Esperanto:aso(eo) Frans:as(fr)m

Italiaans:asso(it)m Spaans:as(es)m Zweeds:ess(sv)o

2. lokmiddel

Engels:bait(en) Frans:appât(fr)m

Spaans:carnada(es)v,cebo(es)m,pasto(es)m Zweeds:bete(sv)oagn(sv)o

3. dood dier

Engels:carrion(en)

Spaans:carroña(es)v Zweeds:as(sv)o

Werkwoord

vervoeging van
azen

aas

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vanazen
   

   • Ikaas.

2. gebiedende wijs vanazen
   

   • Aas!

3. (bij inversie)tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vanazen
   

   • Aasje?

Gangbaarheid

• Het woordaasstaat in deWoordenlijst Nederlandse Taalvan de Nederlandse Taalunie.

• Inonderzoek uit 2013van hetCentrum voor Leesonderzoekwerd "aas" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• ZieWikipediavoor meer informatie.