vrucht

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:vrucht(hulp,bestand)
• IPA:/ vrʏxt /(1 lettergreep)

Woordafbreking

• vrucht

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ooft, ongeboren jong’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vrucht	vruchten
verkleinwoord	vruchtje	vruchtjes

Zelfstandig naamwoord

de vrucht v

1. (plantkunde)volgroeid vruchtbeginsel van eenboomofplant

   • Devruchtenvan die bomen worden op regelmatige tijdstippen geplukt.

2. ongeboren jong van eendierofmens

   • De vrouw ziet er niet zwanger uit, maar devruchtis er wel degelijk.

Verwante begrippen

• fruit
• groente
• ooft

Hyponiemen

aardvrucht akkervrucht appelvrucht arganvrucht besvrucht boomvrucht bosvrucht broodvrucht cacaovrucht cactusvrucht citrusvrucht dekvrucht doosvrucht dopvrucht eiervrucht godsvrucht godvrucht graanvrucht hakvrucht hangvrucht hardvrucht hartvrucht kakivrucht kalebasvrucht kantvrucht kapselvrucht kegelvrucht kernvrucht klitvrucht kluisvrucht knolvrucht kokervrucht kokosvrucht komkommervrucht nootvrucht ondervrucht ooftvrucht passievrucht pennenvrucht peulvrucht pitvrucht schaalvrucht schijnvrucht sint-jakobsvrucht splitvrucht sporenvrucht springvrucht steenvrucht stervrucht stinkvrucht tuinvrucht veldvrucht verzamelvrucht vleugelvrucht zeevrucht zomervrucht zuidvrucht

Afgeleide begrippen

bevruchten vruchtafdrijvend vruchtafdrijving vruchtbaar vruchtbeginsel vruchtblaas vruchtblad vruchtbodem vruchtboom vruchtdragend vruchtdrager vruchteloos vruchtenazijn vruchtenbowl vruchtenbrandewijn vruchtenbrood vruchtendrank vruchtenhagel vruchtenhagelslag vruchtenijs vruchtenlikeur vruchtenmand vruchtenmoes vruchtenpers vruchtenpulp vruchtenpuree vruchtensalade vruchtensap vruchtensaus vruchtenschaal vruchtenshake vruchtensla vruchtensuiker vruchtentaart vruchtenthee vruchtenwijn vruchtenyoghurt vruchtgal vruchtgebruik vruchtgebruiker vruchtgebruikster vruchtgenot vruchtgewas vruchtgroente vruchthelft vruchthouder vruchthout vruchtkatje vruchtknop vruchtlichaam vruchtloos vruchtnavel vruchtpluis vruchtrot vruchtvlees vruchtvlies vruchtvol vruchtwand vruchtwater vruchtwisseling vruchtzak vruchtzetting

Spreekwoorden

• aan devruchten(her)kent men de boom
  • hoe iemand is kan men zien aan hoe hij zich gedraagt
• ook de beste boom geeft slechtevruchten
  • ook de beste ouders kunnen kinderen hebben die het slechte pad opgaan
• op dezelfde stam groeien verschillendevruchten
  • kinderen met dezelfde ouders kunnen toch veel van elkaar verschillen
• verbodenvruchtenzijn de zoetste
  • verboden dingen zijn vaak het aantrekkelijkst

Uitdrukkingen en gezegden

• ergens devruchtenvan plukken
  • uit iets waar men een tijdlang aan gewerkt heeft zijn voordeel halen
• van de verbodenvruchteten
  • iets doen dat niet mag
• zijnvruchtenafwerpen
  • succesvol zijn

Vertalingen

1. volgroeid vruchtbeginsel

Duits:Frucht(de)v Engels:(piece of)fruit(en) Esperanto:frukto(eo) Frans:fruit(fr)m Indonesisch:buah(id) Noors:frukt(no)m/v Nynorsk:frukt(nn)v Oekraïens:плід(uk)m Papiaments:fruta

Russisch:фрукт(ru)m(frukt) Roemeens:fruct(ro)o Pools:owoc(pl)m Portugees:fruto(pt)m Spaans:fruto(es)m Turks:meyve(tr) Vietnamees:trái(vi),quả(vi) Zweeds:frukt(sv)g

2. ongeboren jong

Engels:foetus(en) Frans:fœtus(fr)m

Gangbaarheid

• Het woordvruchtstaat in deWoordenlijst Nederlandse Taalvan de Nederlandse Taalunie.

• Inonderzoek uit 2013van hetCentrum voor Leesonderzoekwerd "vrucht" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• ZieWikipediavoor meer informatie.