sis

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:sis(hulp,bestand)

Woordafbreking

• sis

Werkwoord

vervoeging van
sissen

sis

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vansissen
   

   • Iksis.

2. gebiedende wijs vansissen
   

   • Sis!

3. (bij inversie)tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd vansissen
   

   • Sisje?

Gangbaarheid

• Het woordsisstaat in deWoordenlijst Nederlandse Taalvan de Nederlandse Taalunie.

Catalaans

Telwoord (cat)
0
1	11	10	100	103
2	12	20	200	106
3	13	30	300	109
4	14	40	400	1012
5	15	50	500	1015
6	16	60	600	1018
7	17	70	700	1021
8	18	80	800	1024
9	19	90	900	1027

Hoofdtelwoord

sis

1. zes

Gotisch

Uitspraak

• IPA:/sis/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse*siz

Wederkerend voornaamwoord

sis

1. datiefvan wederkerend voornaamwoord

Schrijfwijzen

• 𐍃𐌹𐍃

Latijn

Woordherkomst en -opbouw

• (tussenwerpsel)Samentrekking vansivis.

Tussenwerpsel

sīs

1. alstublieft

Werkwoord

vervoeging van
ĕsse

sīs

1. actief conjunctief praesens, tweede persoon enkelvoud vanĕsse

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA:/sɪs/

Woordafbreking

• sis

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het wederkerende voornaamwoordsimet het achtervoegsel-s

Werkwoord

sis+(actief deelwoord)

1. (palindroom)jeje

Verwante begrippen

cos jaks kams kdes

kdos kdys ses taks

Turks

Woordafbreking

• sis

	enkelvoud	meervoud
nominatief	sis	sisler
genitief	sisin	sislerin
datief	sise	sislere
accusatief	sisi	sisleri
locatief	siste	sislerde
ablatief	sisten	sislerden

Zelfstandig naamwoord

sis

1. (meteorologie)mist,nevel